Vieringen op Palmzondag en Eerste Paasdag
In de Sint Catharinakapel vieren we op zondagmorgen om 9.30 uur.
Op Palmzondag (24 maart) is pastor Fredi Hagedoorn-Timmermans de voorganger in de viering. In deze viering worden de palmtakjes gezegend, die iedereen mee naar huis kan nemen
(zie ook artikel Palmzondag).
Op Eerste Paasdag (zondag 31 maart) is pastor Piet de Meijer de voorganger in de viering.
Aan het begin van de viering wordt de brandende Paaskaars de kapel binnen gedragen als symbool van het Licht van de verrezen Christus. De Paaskaars is de avond tevoren gezegend in de Paaswake in de parochiekerk Onze Lieve Vrouw van Lourdes
(om 21.30 uur).
Iedereen is van harte uitgenodigd om mee te vieren in deze speciale vieringen. Wees welkom!
Palmzondag
Palmzondag (ook wel Palmpasen genoemd) is de zondag voor Pasen en de eerste dag
van de Goede Week. Op Palmzondag gedenken en vieren christenen de blijde intocht van Jezus Christus in Jeruzalem voor zijn veroordeling, terechtstelling en verrijzenis.
Jezus wordt door het volk als een koning onthaald in Jeruzalem. Hosanna, roepen de mensen. Hij is de langverwachte redder die het Joodse volk zal bevrijden en het Rijk van God op aarde zal vestigen. Niet veel later zal datzelfde volk roepen: “Kruisig hem!” Het koninkrijk van God is anders dan de mensen zich dat voorstellen.
De liturgie van Palmzondag is sterk symbolisch geladen en gericht op herbeleving. Aan het begin van de viering worden palmtakken gezegend, waarbij het verhaal van de intocht wordt voorgelezen (dit jaar uit Marcus 11, 1-10 of Johannes 12, 12-16).
De uitbundige en feestelijke start van de viering staat in contrast met het vervolg van de viering. De andere lezingen blikken vooruit op Jezus’ kruisdood en begrafenis. Niemand ging ooit zo snel van held tot misdadiger als Jezus in Jeruzalem. Palmzondag is dé viering waarin de ware aard van zijn koningschap tot uiting komt: deze koning is een dienaar, de grootste die zich tot de kleinste maakt. Mensen begrijpen het niet. Ze laten zich opruien en Jezus ter dood veroordelen als een misdadiger. Het lijdensverhaal van Christus van de evangelist Marcus wordt met Palmzondag voorgelezen.
Die omkering komt ook bijzonder tot uitdrukking in de lezing uit de Brief van Paulus aan de Filippenzen 2, 6-11: Hij die bestond in de gestalte van God heeft zich er niet aan willen vastklampen gelijk aan God te zijn […] De omkering is dubbel: van God naar mens en weer naar God. En er is nog meer goed nieuws: die weg ligt nu ook voor ons open.
De gezegende takken worden na de viering door de gelovigen mee naar huis genomen, waar ze doorgaans aan een kruisbeeld worden bevestigd om te bewaren tot Aswoensdag van het volgende jaar.
Witte Donderdag is de donderdag voor Pasen. Christenen gedenken op die dag dat Jezus
op de avond vóór zijn lijden (Goede vrijdag) met zijn leerlingen aan tafel ging voor het Laatste Avondmaal. Daar waste Hij de voeten van de leerlingen, brak Hij het brood en deed de beker rondgaan. Voor katholieken betekent dit de instelling van het sacrament van de Eucharistie. Jezus spreekt daarbij de woorden uit die in elke Eucharistieviering klinken:
Tijdens de maaltijd nam Jezus een brood, sprak de zegenbede uit, brak het, gaf het aan zijn leerlingen en zei: ‘Neem en eet, dit is mijn Lichaam.’ Ook nam Hij een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun die met de woorden: ‘Drink er allen uit, want dit is mijn Bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden.’ (Matteüs 26, 26-28).
De naam Witte Donderdag komt van het gebruik om het kruisbeeld in de kerk met een wit kleed te bedekken.
De evangelisten Matteüs (26, 17-75), Marcus (14, 12-72) en Lucas (22, 7-64) vertellen dat Jezus met zijn leerlingen de maaltijd deelt aan de vooravond van het joodse Paasfeest. Het wordt zijn Laatste Avondmaal, want vanavond zal één van zijn leerlingen Hem verraden en begint zijn lijdensverhaal. De joden gedenken de bevrijding uit de slavernij door Mozes en het begin van een lange doortocht door de woestijn. Iets gelijkaardigs staat Jezus te wachten: een zware doortocht. En die zal verlossing brengen voor al wie zijn weg van liefde wil volgen.
Tijdens het Laatste Avondmaal deelt Jezus met zijn leerlingen ongedesemd Pesachbrood. De symboliek van het joodse Pesach en het paaslam, teken van het eerste verbond,
Jezus vraagt zijn leerlingen de maaltijd te blijven herhalen tot zijn wederkomst.
Bij Johannes (13, 1-27) vernemen we dat Jezus eerst de voeten van zijn leerlingen waste.
Jezus dringt aan op het beleven van deze les in nederigheid. We krijgen ook een uitgebreid verslag van Jezus’ eenzame gebed op de Olijfberg.
Een ander belangrijk element in alle evangelies is het verraad van Judas (die zorgt voor de uitlevering van Jezus aan de Romeinse soldaten) en dat van Petrus, die stellig beweert dat hij Jezus nooit in de steek zal laten, maar enkele uren later zijn eigen hachje redt.
Het tabernakel is bij het begin van de avondmis op Witte Donderdag volledig leeg. Daarom is ook de godslamp gedoofd. Dat zal zo blijven tot aan de Paaswake. Tijdens het Gloria luiden de klokken en altaar bellen nog even op volle kracht. Daarna blijven ze, net als het orgel, stil tot Pasen.
Dan komt de tafeldienst, die nog meer dan anders het Laatste Avondmaal in herinnering brengt, de instelling van de Eucharistie. Na de communie worden overgebleven hosties – het Lichaam van Christus – in een ciborie naar een zijaltaar gebracht, dus niet naar het tabernakel zoals gewoonlijk.
Op het einde van de viering is er deze keer geen wegzending, geen zegen, geen slotlied. Vanaf nu overheerst doodse stilte. Wie wil, kan nog in de kerk blijven om bij de ciborie te bidden en te waken, als het ware bij Jezus op de Olijfberg. Tot op Goede Vrijdag worden na de mis alle kruisbeelden uit het kerkgebouw zo mogelijk verwijderd of bedekt.
Goede Vrijdag is de vrijdag voor Pasen. Christenen gedenken dan de kruisdood van Jezus. De Evangelies en de liturgie vertellen over de veroordeling van Jezus, zijn marteling, zijn weg naar Golgotha met het kruis op zijn schouders, zijn kruisiging, zijn laatste woorden aan het kruis en uiteindelijk zijn sterven.
De tragische gebeurtenis van Jezus’ terechtstelling wordt goed genoemd, omdat het de finale verzoening betekent van mens en God, de vervulling van de hoop die weerklinkt doorheen het hele Oude Testament. Uiteindelijk kan de mens zichzelf niet bevrijden en verzoenen met God. Dat moet God zelf doen. Hij heeft zich met de mens verzoend, door volledig mens te worden en door zijn volledige zelfgave in een schandelijke dood. Tot in de verste uithoeken heeft Hij het mens-zijn liefgehad.
Zonder Goede Vrijdag geen Pasen, de verrijzenis, doorgang door de dood naar het eeuwige leven.
Goede Vrijdag is voor christenen een officiële vastendag. Vandaag wordt geen Eucharistie gevierd, wel communie uitgedeeld met hosties die speciaal voor dit doel op
Witte Donderdag geconsacreerd zijn. Versieringen in de kerk worden zoveel mogelijk gemeden omdat de kerkgemeenschap rouwt.
In veel kerken wordt op Goede Vrijdag om 15 uur, het tijdstip waarop Jezus volgens de evangelisten stierf, een kruisweg gehouden.
Ook in de avondliturgie van Goede Vrijdag staan het lijden en sterven van Jezus centraal. De liturgische kleur is rood, een verwijzing naar het lijden en vergoten bloed van Jezus. De avonddienst opent met een woorddienst waarin het lijdensverhaal volgens Johannes centraal staat.
Op het einde wordt het kruis – vaak met een gebeeldhouwd lichaam van Christus, – een Corpus Christi – vereerd. Een voor een komen de aanwezigen naar voor en brengen hulde aan het kruis met een kniebuiging of een zachte aanraking.
Stille Zaterdag is de dag na Goede Vrijdag en de dag voor Pasen. Op deze Stille Zaterdag verwijlt de Kerk bij het graf van de Heer en overweegt zijn lijden en sterven, hoopvol uitziende naar de verrijzenis. De tafel des Heren wordt vandaag niet gedekt. De Eucharistie wordt niet gevierd tot aan het einde van de grote nachtwake waarin het ogenblik aanbreekt van de grote paasvreugde die vijftig dagen zal duren (Romeins missaal).
Op deze dag waakt de Kerk dus bij de gestorven Heer en gedenkt ze dat Hij in het dodenrijk is afgedaald, dat Hij met de mensen solidair is geworden tot in de duistere afgrond van de dood.
Nadat Jezus zijn laatste adem uitgeblazen heeft, krijgt een vrome jood, Jozef van Arimatea, van Pilatus de toelating om Jezus’ lichaam van het kruis te halen en te begraven in een familiegraf, uitgehouwen in rotsen. Enkele vrouwen komen met hem mee en bekijken het graf. De evangelist Matteüs geeft hen een naam: moeder Maria en Maria Magdalena. Ze blijven bij het graf zitten bidden.
De dag nadien nemen ze de sabbat in acht. Enkele farizeeën en hogepriesters hebben bewaking van het graf geregeld om zeker te zijn dat het lichaam van Jezus niet verdwijnt.
Het ligt dus opgebaard en opgesloten in een spelonk. Jezus lijkt definitief uitgeschakeld.
Vroeg in de ochtend van de derde dag – zondag – gaan de vrouwen met geurige oliën opnieuw naar het graf, met de bedoeling het lichaam te balsemen.
Tot hun ontsteltenis is het graf leeg …
Stille Zaterdag is de enige dag in het hele jaar waarop er geen enkele viering is voorzien op de liturgische kalender. Alleen stilte is op zijn plaats.
Die stilte wordt voorzichtig gebroken bij het begin van de paaswake op zaterdagavond of in de nacht van zaterdag op zondag. Eerst wordt een vuur gemaakt. Daaraan wordt de Paaskaars ontstoken. Aan dat Paaslicht steken vervolgens de gelovigen hun eigen kaars aan. Zo wordt de nog pikdonkere kerk verlicht met het Licht van Christus. Even later weerklinkt een vreugdevol halleluja, voor het eerst sinds het begin van de veertigdagentijd.
Met Pasen gedenken en vieren christenen wereldwijd de verrijzenis van Jezus Christus.
Jezus, die gestorven is aan een kruis, is niet in de dood gebleven, maar door God tot nieuw leven opgewekt. Hij is de Levende.
Het verrijzenisgeloof is de kern van het christelijke geloof. Het verwijst niet alleen naar de eenmalige historische gebeurtenis van het lege graf 2000 jaar geleden. De kerk viert ook dat alle gelovigen nu al delen in het verrijzenisleven van Jezus. Christus verrijst als bron van leven in het gelovige hart.
In de Paaswake vieren christenen de kern van hun geloof: Jezus is niet in de dood gebleven maar opgestaan. De liturgie brengt die overgang van dood naar leven tot uitdrukking in de lichtritus. De viering begint idealiter buiten de kerk wanneer het al donker is, rond een vuurkorf. Iedereen krijgt een kaars. De voorganger ontsteekt de paaskaars en geeft het door. Iedereen gaat de nog donkere kerk binnen, achter de paaskaars aan, het Licht van Christus, dat de duisternis verdrijft.
De lezingen maken duidelijk dat het Paasfeest diepe wortels heeft in de geschiedenis van Israël. Het joodse Pesach herdenkt de bevrijding uit Egypte en de doortocht door de woestijn. Jezus’ zelfgave wordt op die ervaring gelegd. Hij is het Paaslam, waardoor God opnieuw zijn bevrijdingskracht zal tonen. Eigenlijk wil de liturgie van de Paaswake ons ook zelf de doortocht laten maken.
Het derde deel van de Paaswake bestaat uit het Doopsel van nieuwe gelovigen en de hernieuwing van de doopbeloften door alle aanwezigen. Ook die onderdompeling in water kun je zien als een doortocht, letterlijk en symbolisch, naar nieuw leven. Zo staat midden het liturgisch Paasfeest een stuk dat het innerlijke Paasfeest uit het leven van elke gelovige betreft: zijn/haar eigen Doopsel.
De liturgische kleur is wit, feestkleur bij uitstek. Ook de volgende dag, op het Hoogfeest van Pasen – Eerste Paasdag -, staat die kleur centraal. Dan vieren en gedenken we het Paasmysterie nogmaals.
Met de viering van Eerste Paasdag begint het Paasoctaaf – ook in de liturgische kleur wit.
Het Paasoctaaf duurt acht dagen tot en met Beloken Pasen – de Tweede Zondag van Pasen.
‘Beloken’ is het voltooid deelwoord van het werkwoord ‘beluiken’: (af)sluiten. Met Beloken Pasen wordt de Paasweek (‘het Paasoctaaf’, acht dagen vanaf Pasen) afgesloten.
In het Jubeljaar 2000 riep paus Johannes Paulus II deze dag uit tot Zondag van de Goddelijke Barmhartigheid.
Uitjes naar de bungalow in het bos
Anno 2024 lezen we regelmatig in de krant dat werkenden worstelen met de balans tussen werk en privé. Maar hoe hebben de zusters dit gedaan in het verleden?
In 1965 kocht de Congregatie een stuk bos aan de Ruytershoveweg 15, de weg van Bergen naar Wouw. Vroeger werd deze de oude Wouwseweg genoemd, vlak bij het Canadese kerkhof.
In de volksmond sprak men van ‘het Nonnenbos’.

Bij de onderhandelingen over de overdracht kregen de zusters toestemming een noodwoning te plaatsen waar ze in hun vrije tijd konden verblijven. In het bos werd een mooi pad aangelegd om te ‘brevieren’: biddend liepen ze dan hun rondjes.
Soms mochten ook familieleden van zusters mee naar de bungalow, vooral kinderen speelden er graag. Het huisje, of ‘de bungalow’ zoals het wel werd genoemd, had een ruime kamer met open keuken, een douche en twee slaapkamers, één met twee bedden en één met een stapelbed.
Een zuster die er veel kwam was Cyrilla Durinck. Nadat ze in Zeeuws-Vlaanderen en het ABG had gewerkt, werd ze nachtzuster in ’t Ketrientje. Jarenlang zorgde zij voor ouderen en zieken die zich ’s nachts ziek of angstig voelden, of medicijnen en verzorging nodig hadden, terwijl de rest van het huis in diepe rust was. Omdat overdag slapen in zo’n groot huis vol geluid slecht ging, stapte ze elke morgen op de fiets en ging naar het huisje. ’s Avonds was ze dan weer fris, deed mee in de refter en de kapel en begon weer een nieuwe nachtdienst.
Chiel Leys, de tuinman die de tuin en het bos onderhield, zorgde ervoor dat als zuster Cyrilla ’s morgens binnenkwam de oliekachel lekker brandde. Toen de zuster niet meer hoefde te werken, was ze graag gastvrouw in de bungalow. Ze bleef daar komen om voor andere zusters te koken en hen ook te laten ontdekken wat ze daar gevonden had.
Omstreeks 2005 werd de bungalow verkocht aan de stichting tanteLouise-Vivensis.